Wie had dat gedacht ... De jonge Jodin Esther wordt koningin aan het hof in Susan. Daar wordt ze ondergedompeld in de cultuur van de Meden en Perzen. Maar dan hoort ze van het grote gevaar dat haar volk, de Joden, bedreigt. Ze vast en bidt, en komt ervoor uit wat ze belijdt. Zo gaat ze naar koning Ahasvéros om hulp en ... ze krijgt de gouden scepter toegereikt. Ongedacht en onverwacht geeft de Heere uitkomst aan haar en haar volk. In Zijn hand zijn ze veilig.
De Naam van God komt in het boek Esther niet één keer voor. Toch zie je er duidelijk in dat God regeert. Uit Israël zál de Messias geboren worden, de Heere Jezus Christus. Hij is dé Koning, Die Zijn kinderen onverdiend de genadescepter toereikt. In een weg van omkomen, vanwege hun afkomst, mogen zij ontkomen door Hem. Hij is het, Die hun ziel beveiligt voor de dood.

In dit boek brengt ds. Labee het leven van Esther en haar volk temidden van een heidense cultuur dicht bij de (jonge) lezer. Van daaruit trekt hij lijnen naar het alledaagse leven, maar ook naar Gods werk in het leven van Zijn kinderen. Ieder hoofdstuk wordt afgesloten met gespreksvragen.