Menu

C. van Rijswijk

1. Kunt u in het kort iets over uzelf vertellen?
Op 8 oktober 1939 ben ik geboren in de gemeente Aalburg. Na de lagere school en het voortgezet onderwijs bezocht ik ‘De Driestar’ te Gouda. In 1961 werd ik onderwijzer op een school in Scherpenisse. In 1971 werd ik benoemd tot directeur van de Eben-Haëzerschool in Barneveld. In november 2000 ging ik met pensioen, maar ik bleef tot 1 augustus 2002 één dag per week les geven.

2. Hoe bent u tot het schrijven van boeken gekomen?
Mijn opa woonde vroeger bij ons in. Mijn zusjes en ik gingen als kind ’s avonds naar hem toe en dan vertelde hij allerlei spannende verhalen. Sommige ervan heb ik onthouden en daarover later een boek geschreven. Bijvoorbeeld: Moeder, daar staat een vreemde man! (1975).
Mijn eerste boek – Geen nacht meer – verscheen begin jaren ’60 bij uitgeverij De Banier. Dat ging over de Tweede Wereldoorlog die ik als kind meemaakte. Sinds 1991 verschijnen al mijn boeken bij mijn vaste uitgever, Gebr. Koster te Barneveld.

3. U schrijft verschillende genres. Wat heeft uw voorkeur?
Ik schrijf voornamelijk boeken die over de Heere en Zijn kinderen gaan. Ik doe dat omdat ik juist die dingen zo belangrijk vind. Bij elkaar heb ik ruim honderd boekjes geschreven. Er bestaan verschillende series: in de Menora-serie schrijf ik over mensen die belangrijk zijn geweest in Gods kerk. In de serie Op weg naar het Vaderhuis gaat het over personen uit de kerkgeschiedenis en in de serie Het Woord van de Koning gaat het over bijbelse personen.
Ook schreef ik verschillende dagboeken, zoals Wijs mij de weg (8-12 jaar) en Mijn reislied (12-18 jaar). Verder schreef ik 450 bijbelse vertellingen voor de zevendelige serie Uit de Bron. Daarnaast verschijnt er ieder jaar een deeltje eenvoudige Bijbelstudies in de fonteinserie.
Nolleke, een Hollandse jongen in oorlogstijd is een tiendelige serie die gaat over de Tweede Wereldoorlog. Daarin heb ik persoonlijke belevenissen verwerkt die ik als kind in de oorlog heb meegemaakt en waaraan ik nog vaak denk.
In 2013 verscheen een eenvoudig leesboek over de watersnoodramp van 1953: Het zolderschip, met prachtige illustraties. In datzelfde jaar verschenen de eerste Engelstalige deeltjes (met luistercd) in de series Op weg naar het Vaderhuis en Het Woord van de Koning. Dit om het Engels op de basisscholen te promoten.

4. Pleegt u diepgaand onderzoek voor u aan een onderwerp begint?
Natuurlijk is er veel voorbereiding nodig om een boek te schrijven. Ik lees van te voren veel informatie door over een bepaald onderwerp en, als het enigszins mogelijk is, bezoek ik de plaatsen waar de geschiedenis zich afspeelde (bijvoorbeeld Ulrum/ds. De Cock; Bedford/John Bunyan). Daarna probeer ik alles in eenvoudige zinnen weer te geven. Best moeilijk!

5. Hoelang doet u over het schrijven van een boek?
Ik kan niet precise zeggen hoelang ik over een boek doe, want ik werk er zo nu en dan aan, maar er gaat heel veel tijd in zitten. De ene keer lukt het ook beter om iets op papier te krijgen dan een andere keer.

6. Krijgt u reacties van het lezerspubliek?
De series en verhalenbundels slaan heel goed aan. Van sommige boekjes zijn al zeven herdrukken verschenen. Steeds zeggen mensen tegen mij: ‘Ga hiermee door! Wij vinden ze prachtig!