M. Burghout-Huisman
1. Kunt u in het kort iets over uzelf vertellen?
Ik ben op 14 maart 1932 geboren in het buurtschap De Valk-Wekerom. Ik kom uit een gezin van zeven kinderen. Via Stroe kwamen we in Elspeet terecht. Daar woonden we middenin het bos, op een landgoed. Onze buurman was boswachter. In 1958 zijn mijn man en ik getrouwd. We vertrokken naar Meeuwen, een plaats in Noord-Brabant, in het land van Heusden en Altena. We kregen twee kinderen: een zoon en een dochter. We hebben nu acht kleinkinderen: vier jongens en vier meisjes.
2. Hoe bent u tot het schrijven van boeken gekomen?
Al vanaf mijn kinderjaren vertel ik graag verhaaltjes. Aan mijn zusjes en broertje, maar ook aan nichtjes en neefjes. Later vertelde ik mijn kinderen verhaaltjes. Als zondagsschooljuf schreef ik altijd zelf mijn kerstvertelling. Thuis had ik nogal eens clubjes kinderen aan wie ik, onder het knutselen, een verhaal vertelde. Ook als ik op mijn kleinkinderen pas vertel ik vaak een verhaal voor ze gaan slapen.
Op een gegeven ogenblik zei iemand tegen me dat ik die verhalen moest proberen uit te geven. Eigenlijk ben ik te laat begonnen.
3. Pleegt u diepgaand onderzoek voor u aan een onderwerp begint?
Nee, ik pleeg geen diepgaand onderzoek. Ik doe het meer uit de beleving van het bos waarin ik heb gewoond. Vanzelf komt er een hoop fantasie bij. We trokken er veel op uit het bos in, en dan beleef je altijd wel iets. Bovendien gingen we vaak met de buurman mee. Dat was voor ons heel interessant. Zo leerden we als kind al veel over de dieren in het bos.
4. Hoe lang doet u over het schrijven van een boek?
Dat is heel moeilijk te zeggen. Het mooiste is om het in één maand achter elkaar te schrijven. Dan hoef je er niet steeds opnieuw in te komen. Ik nogal eens wat werk tussendoor wat op tijd af moet: een gedicht of een kort verhaal. Dan blijft het boekje weer een poos liggen. Maar als ik er aan door kan werken, naast mijn huishoudelijk werk natuurlijk, zou ik in anderhalve maand een boek kunnen schrijven. Ik schrijf het verhaal eerst helemaal op, voordat ik het uit typ.
5. Krijgt u reacties van het lezerspubliek?
Ja, ik krijg leuke reacties op mijn lezers. Daar ben ik blij mee, want het zette me aan om het derde deeltje over Dick en Gerdy te schrijven. Nog niet lang geleden gaf een christelijke school met kerst de hele klas een boekje van Dick en Gerdy.
Ook van moeders die de boekjes hebben voor hun kinderen krijg ik positieve reacties.
Ik ben op 14 maart 1932 geboren in het buurtschap De Valk-Wekerom. Ik kom uit een gezin van zeven kinderen. Via Stroe kwamen we in Elspeet terecht. Daar woonden we middenin het bos, op een landgoed. Onze buurman was boswachter. In 1958 zijn mijn man en ik getrouwd. We vertrokken naar Meeuwen, een plaats in Noord-Brabant, in het land van Heusden en Altena. We kregen twee kinderen: een zoon en een dochter. We hebben nu acht kleinkinderen: vier jongens en vier meisjes.
2. Hoe bent u tot het schrijven van boeken gekomen?
Al vanaf mijn kinderjaren vertel ik graag verhaaltjes. Aan mijn zusjes en broertje, maar ook aan nichtjes en neefjes. Later vertelde ik mijn kinderen verhaaltjes. Als zondagsschooljuf schreef ik altijd zelf mijn kerstvertelling. Thuis had ik nogal eens clubjes kinderen aan wie ik, onder het knutselen, een verhaal vertelde. Ook als ik op mijn kleinkinderen pas vertel ik vaak een verhaal voor ze gaan slapen.
Op een gegeven ogenblik zei iemand tegen me dat ik die verhalen moest proberen uit te geven. Eigenlijk ben ik te laat begonnen.
3. Pleegt u diepgaand onderzoek voor u aan een onderwerp begint?
Nee, ik pleeg geen diepgaand onderzoek. Ik doe het meer uit de beleving van het bos waarin ik heb gewoond. Vanzelf komt er een hoop fantasie bij. We trokken er veel op uit het bos in, en dan beleef je altijd wel iets. Bovendien gingen we vaak met de buurman mee. Dat was voor ons heel interessant. Zo leerden we als kind al veel over de dieren in het bos.
4. Hoe lang doet u over het schrijven van een boek?
Dat is heel moeilijk te zeggen. Het mooiste is om het in één maand achter elkaar te schrijven. Dan hoef je er niet steeds opnieuw in te komen. Ik nogal eens wat werk tussendoor wat op tijd af moet: een gedicht of een kort verhaal. Dan blijft het boekje weer een poos liggen. Maar als ik er aan door kan werken, naast mijn huishoudelijk werk natuurlijk, zou ik in anderhalve maand een boek kunnen schrijven. Ik schrijf het verhaal eerst helemaal op, voordat ik het uit typ.
5. Krijgt u reacties van het lezerspubliek?
Ja, ik krijg leuke reacties op mijn lezers. Daar ben ik blij mee, want het zette me aan om het derde deeltje over Dick en Gerdy te schrijven. Nog niet lang geleden gaf een christelijke school met kerst de hele klas een boekje van Dick en Gerdy.
Ook van moeders die de boekjes hebben voor hun kinderen krijg ik positieve reacties.